Over Gerrit Krol
Krols vader was leraar Nederlands aan een christelijke mulo-school. Zelf bezocht Gerrit Krol het Willem Lodewijk Gymnasium in zijn geboortestad.
Een belangrijke verandering in zijn leven was verder, dat hij in 1959 trouwde en naar Purmerend vertrok. Daar werd zijn enige dochter geboren. Daar ook schreef hij zijn eerste gedichten, gepubliceerd in Barbarber en Hollands Maandblad (1961), en de verhalen die vanaf 1962 verschenen in Elseviers Weekblad.
In 1965 werd hij door Shell uitgezonden naar Venezuela. Hij woonde er tot 1969, maar bereisde van daaruit andere delen van Zuid-Amerika en verbleef ook geruime tijd op CuraƧao verblijf buitenland. In deze jaren werkte hij niet alleen aan zijn literaire productie, maar schreef hij ook recensies voor het Algemeen Handelsblad.
Na de periode in Venezuela nam hij ontslag bij Shell om zich volledig aan het schrijverschap te kunnen wijden. Hij vestigde zich op Texel, maar kwam algauw tot de ontdekking dat hij een verkeerde beslissing genomen had. Hij keerde terug naar het vasteland, accepteerde een baan bij de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij) in Assen en ging in het Drentse Spier wonen. Het schrijven wilde hij voortaan alleen beoefenen als nevenactiviteit.
In 1981 trok zijn geboortestad hem weer als woonplaats. Maar het stadslawaai dreef hem algauw terug naar het platteland. Hij vestigde zich in het Drentse Oudemolen, waar hij tot op heden woont. Van 1986 tot 1989 werkte hij echter voor de NAM in Lagos (Nigeria). In al die jaren schreef Krol niet alleen tal van romans en gedichtenbundels, maar publiceerde hij ook in verschillende tijdschriften, zoals Avenue, Barbarber, Hollands Maandblad, Propria Cures, De Revisor en Tirade.
Na zijn pensionering bij de NAM was Krol eerst een jaar gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Groningen (1994). Daarna hervatte hij, naast zijn literaire werk, verschillende journalistieke activiteiten. Zo werd hij in 1995 weer columnist op de achterpagina van NRC Handelsblad - zoals hij ook tussen 1975 en 1981 was geweest - en publiceerde hij vanaf 1996 jeugdherinneringen in het Nieuwsblad van het Noorden. Die verschenen in 1998 als roman: De oudste jongen. Een interessante terugblik op (een deel van) zijn werkende leven biedt zijn autobiografie 60 000 uur (1998).